Onderzoek
Foto database
Over

Contact
Instagram



De Staat van
Verzorging
is een project van







Controledwang


Sinds de introductie van de duizendknoop in de Hortus Botanicus in Leiden in de 19e eeuw, is de waardering voor de plant en de status van de plant vanaf de jaren ‘60 veranderd van exclusieve sierplant naar exotische woekeraar. In afgelopen decennia, waarin de plant zich mede door onze expansiedrift verspreidde, werd de duizendknoop steeds meer als een plaag gezien. Met als gevolg dat hij op een internationale lijst van ‘invasieve exoten’ is terecht gekomen.

De praktijkgerichte definitie van het Nederlandse Coördinerend Orgaan Invasieve Exoten (COIE):
“Invasieve exoten zijn dieren, planten en micro-organismen die door menselijk handelen in een nieuw gebied terechtkomen (zoals Nederland) en die door vestiging en verspreiding schade kunnen veroorzaken. Daarbij worden exoten ook wel uitheemse soorten genoemd. Invasieve soorten hebben zich weten te verspreiden door toedoen van menselijk handelen.”
 
De Japanse duizendknoop gedijt goed in diverse omgevingen. Oorspronkelijk komt de plant ook in vulkanisch gebied voor, waaruit blijkt dat hij zich goed aanpast aan moeilijke omstandigheden. Met z’n groeikrachtige wortels kan de plant bijvoorbeeld door kleine scheurtjes in beton en asfalt groeien. Hierdoor kan economische schade ontstaan, zoals aan onze funderingen en dijken. Ook overwoekert de plant op veel plaatsen andere (inheemse) soorten - juist omdat er geen natuurlijke vijanden van de plant aanwezig zijn - wat tot ecologische schade kan leiden.

Stadsecoloog van Gemeente Den Haag, Martin van den Hoorn, vermoedt wel dat de verhalen in dit opzicht wat worden overdreven:
“Natuurlijk, de plant gaat door beton heen, maar hij gaat er niet vanzelf doorheen, er moet wel eerst een barst in dat beton zitten.” 

Hij veroorzaakt niet zelf de barst?

“Nee, daar geloof ik niets van. Maar het is wel fijn dat dit in de media wordt beweerd, want daardoor komt er geld vrij voor bestrijding, en die bestrijding kost best veel geld. Ik heb een tijd lang gelobbyd voor de aanpak van de Japanse duizendknoop en dat begint nu zijn vruchten af te werpen.”

Den Haag en andere gemeenten hebben inmiddels interactieve plattegronden aangemaakt om de groeiplaatsen van de duizendknoop in kaart te brengen en deze zo te kunnen monitoren. Inwoners worden opgeroepen om groeiplaatsen van de duizendknoop door te geven, zodat de plattegrond kan worden uitgebreid. Deze cartografie past ergens wel in een lange geschiedenis van kaarten maken.  Nederlanders staan vanaf het begin van de 17e eeuw immers te boek als de beste cartografen ter wereld.


Plattegrond Zuid-Oost Azië, 1596, door Jan Huygen van Linschoten 



Sinds afgelopen jaren vinden in diverse gemeenten ook experimenten plaats met bestrijdingsmethoden, waaronder elektrocuteren, verhitting en vergiftiging. Ook wordt in 2020 het ongebruikelijke besluit genomen om de Japanse bladvlo in Nederland te introduceren, wat een natuurlijke vijand van de plant is in Japan.

Enkele bestrijdingsmethoden, beschreven door het Kennisnetwerk invasieve exoten:

Elektrocuteren
“Met deze methode worden planten gedood door het toedienen van stroom. Met de inzet van een aardpen en een 'stroomstok' wordt elke stengel apart aangeraakt. Via natuurlijke geleiding verspreidt de elektrische lading zich vervolgens door de plant, via de stengels naar de bovengrondse worteldelen, waardoor de plant wordt verhit. Door de hitte verdampt het vocht in de plant en barsten de plantcellen waardoor de plant doodgaat.” 

Verhitten
“De aannemer sproeit heet water over de planten, daardoor koken de bovengrondse delen van de plant kapot. Vaak wordt dit gedaan in combinatie met het injecteren van heet water in de grond, waardoor de duizendknoopwortels lokaal verzwakken. Er ontstaan onder meer brandwondjes op de wortels en de celwanden worden beschadigd waardoor wortels veelal doodgaan.” 

Injecteren met gif
Hierbij wordt gewerkt met glyfosaat. Glyfosaat is een onkruidbestrijder die sinds eind 2017 voor een periode van vijf jaar is toegestaan door de Europese Commissie. 

“Glyfosaat is een systemisch werkend middel, het wordt opgenomen door de plant. Hierdoor zullen de bovengrondse delen van de plant èn een groot deel van het wortelstelsel afsterven. Stengelinjectie is toegelaten in openbaar groen en particuliere tuinen voor holle stengelgewassen zoals Aziatische duizendknopen tot 1 april 2022.”

Martin van den Hoorn:
“Als je het flink verdunt, is glyfosaat effectiever. Bij normale concentratie gaat de plant dood ter hoogte van waar je het inspuit. Als je het verdunt, groeit de plant nog een tijdje door, maar het gif verspreidt zich uiteindelijk tot in de wortels. Daarna sterft hij af, of groeit als in kleine vorm terug en dan moet je nog een behandeling doen om hem dood te krijgen.”

Bodemreset, Martin van den Hoorn:
“We hebben in het najaar van 2020 op een grote groeiplaats een bodemreset toegepast. Eerst wordt de bovenste laag vegetatie gemaaid, vervolgens neem je een frees, een soort hakselaar, en haksel je de wortels in de bovenste laag in stukjes. Daarna voegen we een soort eiwitrijk poeder toe. Dat poeder dient als voedsel voor bacteriën. Dan wordt het afgedekt met een laag speciaal plastic waar absoluut geen lucht doorkomt, en volgens mij met nog een ander doekje. En daar komt dan een gronddekker op. Onder dat plastic krijg je een compleet zuurstofloze situatie, dus al het leven gaat dood. Bepaalde bacteriën die zich in een zuurstofloze omgeving kunnen handhaven gaan dat eiwit opeten en zorgen voor nog minder zuurstof. Dus alles ter plekke gaat dood.” 



Natuur die zich onttrekt aan onze zorgvuldige ordening krijgt het met andere woorden zwaar te verduren. Maar hoe verhouden ecologie en natuurbescherming zich tot het uitroeien van een plant? Is het niet tegenstrijdig dat bepaalde soorten beschermd worden, terwijl andere soorten actief worden vernietigd? 

Jaike Bijleveld (senior adviseur assetmanagement groen Gemeente Amsterdam):
“De duizendknoop is niet een plant die je moet beschermen. Je moet hem eigenlijk zien als een besmettelijke ziekte die rondwaart in het groen. Het is een invasieve exoot. Een schade toebrengende invasieve exoot bovendien, die je hier niet wilt hebben.”

Martin van den Hoorn:
“Ik heb geen enkele moeite met bestrijding van de plant. Ik eet ook een krop sla. De natuur is eten en gegeten worden. Als mens ben je als het ware een wolf die een ander dier opeet. Met als grote verschil dat wij de mogelijkheden en techniek bezitten om op grote schaal in te grijpen in onze natuurlijke omgeving. Maar daar heb ik op zich geen moeite mee.” 

Hoe zit het bijvoorbeeld met de bodem die ‘gereset’ wordt? Waarin alles dood gaat?
“Ik geloof wel dat bomen zo veerkrachtig zijn dat alles snel weer aangroeit. Bij de eerste bodem-reset in Wageningen is de grond direct daarna ingezaaid met een kruidenmix en die planten groeiden daar prima. Dus het is niet zo dat die bodem vervolgens ongeschikt is voor planten om op te groeien. De invloed van een bodem-reset is kleiner dan het effect van asfalteren of een stoep vergroten. Je kunt het vergelijken met het wegbranden van een moedervlek op je huid. Je maakt de plek even dood en je hebt een litteken, maar na een jaar is je huid wel weer hersteld. Zo moet je dat ook ongeveer zien met de Japanse duizendknoop.”

De zeer zware bestrijdingsmiddelen moeten soms jarenlang worden ingezet om de duizendknoop uit te roeien of te reduceren. Bovendien is de kans klein dat de plant compleet kan worden verwijderd.

Jaike Bijleveld:
“Helemaal wegkrijgen zal nooit lukken, daarvoor is hij al te wijd verspreid en daarvoor zijn we ook te afhankelijk van wat er om ons heen gebeurt. Als niet heel Nederland een rigoreuze aanpak tegen de duizendknoop ontwikkelt, is de kans altijd aanwezig dat er weer nieuwe planten bijkomen.”

Cecilia Klein (Groenbeheerder Gemeente Arnhem):
“In heel Nederland als land krijgen we hem niet weg, maar in de stedelijke omgeving kunnen we de plant op bepaalde plekken wel uitroeien.”

Ondanks aanwijzingen dat het deels onbegonnen werk is om de duizendknoop te verwijderen, wordt de actieve bestrijding in afgelopen jaren juist geïntensiveerd. Wat is de reden dat we bepaalde soorten zo koortsachtig aanpakken, terwijl andere soorten minder aandacht krijgen?

Martin van den Hoorn:
“De invasieve exoten die echt aandacht krijgen veroorzaken vaak ook economische schade. Waar bijvoorbeeld veel geld naartoe gaat, is de Grote waternavel en de Waterteunisbloem. Die verstoppen onze watergang, dus waterschappen besteden er volgens mij echt kapitalen aan. Ik vermoed dat er bijvoorbeeld veel minder geld naar de Watercrassula gaat. Die is alleen een probleem in natuurgebieden, voor ons als mens is dat niet direct een bedreiging. Ik weet het niet zeker, maar dat zou ik me voor kunnen stellen.”

De Japanse duizendknoop is misschien niet direct een bedreiging voor als mens, maar uiteindelijk kan hij door betonconstructies heen groeien, als die wat minder zijn, en dan raak je hem niet meer kwijt. Niet dat er meteen een brug instort, maar je hebt wel iets wat je altijd zult houden. Daarom krijgt het best veel aandacht.”

Jaike Bijleveld:
“Een hoop groeiplaatsen zitten tegen constructies aan. Woningen, kademuren, brughoofden. Als je daar niks tegen doet, kunnen de wortels van de plant voor flinke schade zorgen. De wortels groeien door kleine scheurtjes heen, door dilatatie van kademuren. Ze kunnen zo hele constructies uit elkaar trekken als je ze daar maar lang genoeg laat zitten. Dat levert veel schade op. Herstel van een kademuur, brug of fundering kost enorm veel geld.”

Cecilia Klein:
Deze plant verdringt anderen en kan brugconstructies aantasten. We krijgen veel klachten van mensen bij wie schuurtjes en huizen worden overwoekerd. Dus de biodiversiteit is in gevaar. In de stad willen we  hem vooral bestrijden vanwege economische schade. Die schade willen we minimaliseren. 

Het (economische) belang van de mens staat dus centraal. Maar hoe zit dat met de ambitie voor biodiversiteit in de stad, wordt daarin ook de intrinsieke waarde van de natuur meegewogen?

Jaike Bijleveld:
“Onze ambitie is om een kwalitatief zo goed mogelijke biodiversiteit in de stad te hebben. Een gezonde groene structuur zorgt voor meer biodiversiteit en zorgt ervoor dat onze stad leefbaar blijft. Een biodiverse omgeving is aantrekkelijk voor insecten, vogels, allerlei diersoorten. En het houdt het groenbeheer in balans, qua kosten. Maar we weten ook dat een gezonde groene omgeving goed is voor het welzijn van de mens. Voor onze gezondheid en voor onze psychische gevoelens.”

Martin van den Hoorn:
“We hebben in Den Haag nu een Nota Stadsbestuur. Mijn collega en ik hebben echt geprobeerd om in die nota de intrinsieke waarde van de natuur te benoemen. Maar als je tegelijk niet ook de waarde van de natuur voor de mens benadrukt, krijg je natuurlijk veel minder handen op elkaar. Als je een hoop geld voor iets vrijmaakt en als je beleid maakt voor meerdere jaren, dan verkoopt het natuurlijk het beste als je benadrukt dat de mens er ook iets aan heeft.” 

“Dat gezegd hebbende; in de stad gaat het vrijwel nooit over hele bijzondere natuur. Natuurlijk zijn we zuinig op zeldzame soorten, maar we willen ook aandacht voor de algemene soort. Omdat juist blijkt dat die algemene soorten de afgelopen jaren ook achteruit zijn gegaan. Vooral doordat wij mensen steeds meer ruimte zijn gaan innemen. Maar in zo’n drukke stad als Den Haag, met een grote opgave, op het gebied van woningbouw, is biodiversiteit maar één van de onderwerpen op de agenda. Het blijft altijd de vraag: hoe zorg je ervoor dat je dit onderwerp op de juiste manier agendeert? In zo’n grotere stedelijke omgeving kan de biodiversiteit nog wel eens het onderspit delven.

Er is in de wereld wel steeds meer ruimte voor ecosysteemdiensten, zoals dat met een mooi woord heet, en ik zie biodiversiteit ook als een soort ecosysteemdienst. Er is nog weinig onderzoek, maar er zijn wel aanwijzingen dat mensen in een diversere wereld zich toch wat gelukkiger voelen dan in een monotonere wereld.”

Een ecosysteemdienst betreft in feite een dienst of product die door een ecosysteem wordt geleverd aan de mens, zoals drinkwater, hout of recreatie. 

De mens is uiteraard van oorsprong onderdeel van de natuur en krijgt uit die relatie wat het nodig heeft voor overleving. Inmiddels is de mens als dominante soort de natuur echter steeds meer gaan dwingen om zich aan te passen: door meer te produceren, door genetisch te manipuleren, of juist door te reduceren. Al dan niet met succes. De term ‘ecosysteemdienst’ lijkt onze controlewang goed samen te vatten: de natuur dient de mens. En in dat proces lijkt het vaak meer te gaan over echonomische motieven dan over ecologische motieven.

In deze context wordt een ecosysteem zelfs een vrijwillige partij in de uitwisseling van een product of dienst, alsof het ecosysteem ervoor gekozen heeft ons dat aan te bieden. En in dit scenario wordt de mens een passieve ‘ontvanger’ van deze dienst, in plaats van de actieve producent.  

Zo worden met een term als ‘ecosysteemdienst’ de rollen omgedraaid en ontstaat in sommige gevallen een soort rookgordijn waar meer economische dan ecologische motieven achter schuilen. Het doet ook denken aan andere vormen van vermarkten van natuurlijke producten, zoals melkquota of het stikstofquotum waar handel in is ontstaan. 

Naast de neiging om de natuur te ordenen en rankschikken volgens onze systemen, zien we daarin ook een verlangen om natuurlijke processen in te passen in ons marktdenken. En dat marktdenken laat over het algemeen weinig ruimte voor het onverwachte, het onbekende, het nutteloze, of het willekeurige.

En toch; als we daadwerkelijk diversiteit nastreven, moeten we dan ook niet ruimte maken voor dat wat geen economische functie of waarde heeft? Mag iets zonder economische waarde nog bestaan? 



 
︎︎︎ Bladwijzer                        Verzamelwoede ︎︎︎












Screenshot plattegrond Duizendknoop Den Haag

Screenshot plattegrond Duizendknoop Amsterdam

Screenshot plattegrond Duizendknoop Zwolle















Elektrocuteren 



.  
   
Injecteren met gif