Onderzoek
Foto database
Over

Contact
Instagram



De Staat van
Verzorging
is een project van




In dit onderzoek zijn er verschillende onderwerpen ontstaan en onderzocht. Het groen dat zich in wijken bevindt, het bestrijden van invasieve soorten, het benoemen van monumentale bomen en het zwerfafval wat zich mengt met het groen in de stad.

Uit ons onderzoek komt een bepaald beeld naar voren. Alle verhalen samen vertellen iets over de ideologie die ten grondslag ligt aan de gemeentelijke beleidsvorming op het gebied van groen in de stad en over hoe wij uitvoering en onderhoud van groen in de stedelijke omgeving hebben georganiseerd.

In de stedelijke context zijn we groen eigenlijk constant aan het beperken ten opzichte van andere elementen. Het basisidee is dat groen in de stad controleerbaar moet zijn en ten dienste zou moeten staan van ons mensen. Door letterlijk een barrière of limiet te creëren, zoals hekwerk of een plantenbak, stellen we fysieke grenzen waarbinnen het groen mag bewegen en/of de mens zich mag voortbewegen. De barrières – zoals hekwerk - werken eigenlijk twee kanten op: ze zijn barrières voor onze lichamen en tegelijk ook voor die van het groen.

Uit gesprekken en interviews met specialisten, groenbeheerders en ambtenaren die wij als onderdeel van De Staat van Verzorging hebben gevoerd, kwamen enkele sporen naar boven die wij zijn gaan volgen.

Tijdens het onderzoek stuitten wij bijvoorbeeld op de lijst van monumentale bomen, waarop wordt bijgehouden hoeveel monumentale bomen zich in de stad bevinden en waar ze zijn gevestigd. Die lijst is bedoeld om de meest bijzondere bomen van de stad tentoon te stellen.

Met bovenaan de lijst de eerste veteraanboom van Nederland; een boom die alle tijd, ruimte en rust krijgt om te sterven en waarvoor zelfs jonge bomen eventueel gekapt zouden kunnen worden. Het figuurlijke voetstuk waarop deze boom wordt gezet, toont aan dat de boom in de hiërarchie bovenaan staat en dus belangrijk is. De boom is zo waardevol voor de stad, dat we er alles aan doen om hem te behouden. Tegelijk is er ander groen, waar we veel minder waarde aan lijken te hechten. Hoe verhoudt het idee van het behouden van monumentale bomen zich tot de Japanse duizendknoop, die onderaan de rangorde van planten en bomen lijkt te bungelen en die door het hele land opgejaagd dan wel geëlektrocuteerd, vergiftigd, uitgeroeid en vernietigd wordt?

Uit het geval van de duizendknoop, die buiten de letterlijke perken lijkt te treden die wij als mensen hebben gesteld, komt naar voren dat de planten en bomen die niet gehoorzamen aan onze verstrengelende grip, niet tot de gecureerde buitenruimtes in onze steden mogen behoren. En dus tot onkruid worden gerekend. Met man en macht proberen we door heel het land remedies te vinden of te verzinnen tegen deze exoot, die met evenveel kracht de fundamenten van onze steden tart.


Niet alleen op landelijk niveau, waar we de strijd met specifieke plantensoorten lijken te verliezen, maar ook in stedelijke gebieden en bij lokale ruimtelijke indelingsplannen raken we onze grip op situaties kwijt. Bijvoorbeeld bij de indeling van een plantsoen in Zuidwalland, waar de publieke ruimte rondom een wooncomplex is geconstrueerd tot een onsamenhangend geheel van perkjes, bomen, straattegels en kunst.

Juist door de menselijke drang om de invulling van de ruimte te sturen, waarbij met allerlei krachten, buurtbewoners en omgevingsfactoren rekening moet worden gehouden, ontstaat een diffuus beeld. Als je goed kijkt, zie je op zo’n plek de compromissen die moesten worden gesloten, met als resultaat een versplinterd plan en een versplinterde vorm. Het groen staat op deze locatie strak tussen de hekken en mag niet worden betreden. Waarvoor zouden deze stukken groen kunnen dienen als ze niet toegankelijk zijn? En met welke overwegingen is het besluit genomen om dit groen ontoegankelijk te maken?

Wat gebeurt er als juist ongewenste dingen binnen de perken treden? Zwerfafval lijkt zich bijvoorbeeld niet aan de de door ons mensen gestelde grenzen te houden en verdwaalt tussen het groen. Wanneer het hier belandt, draagt het ongewild bij aan het beeld van en de beleving die wij bij groen in de stad hebben. Een groene stad zou ook een schone stad moeten zijn immers.

Beweegt het zwerfafval zich wellicht ook als een invasieve exoot door de omgeving en doet ze andere planten stikken? Het zwerfvuil vormt uiteraard een bedreiging voor de gezondheid van de leefomgeving en ook voor het groen dat daartoe behoort. Maar zijn de middelen waarmee we de verspreiding van het afval tegengaan te vergelijken met de middelen die we inzetten bij het onderhoud van bomen en struiken?

Aan welke functies van groen in de stad geven wij met andere woorden de voorkeur? Hebben wij inderdaad een zondebok zoals de duizendknoop nodig, of een iconisch voorbeeld zoals de legendarische veteraanboom?

De resultaten van de verschillende deelonderzoeken die wij als onderdeel van De Staat van Verzorging hebben uitgevoerd, geven gecombineerd een beeld dat inzicht kan verschaffen in de manier waarop een stad met haar groen om gaat.
Met dank aan:
Rachel Bacon
Jaike Bijleveld
Paul Boeters
Lennard Dost
Martin van den Hoorn
Hans van Houwelingen
Gerrit van der Hut
Cecilia Klein
Katrien Reist
Bas Steenks
Clara Visser