Onderzoek
Foto database
Over

Contact
Instagram



De Staat van
Verzorging
is een project van








Kunstenaar  Hans van Houwelingen werkt veel met de openbare ruimte. Hij neemt vaak een lokale geschiedenis als uitgangspunt, om vervolgens iets aan de omgeving te veranderen of toe te voegen. Vanwege zijn specifieke expertise op dit vlak en ook vanwege zijn specifieke ervaringen met groen in de publieke ruimte een vraaggesprek.



















 















































“Juist die dynamiek en de conflicten die werken in de openbare ruimte met zich meebrengt, maakt de openbare ruimte zo spannend.”





























































































































































CONVERSATIE OVER GROEN EN KUNST
︎
Interview met kunstenaar
Hans van Houwelingen




Is het voor jou als kunstenaar belangrijk dat de kunst zich in de openbare ruimte verhoudt tot de ruimte waarin het geplaatst wordt?

Uiteraard zou ik zeggen.

Houd je ook rekening met het groen in het ontwerpproces?

Uiteraard houd ik daar rekening mee. Wat spannend is aan de openbare ruimte, is dat verschillende krachten in dat veld samenkomen. Met al die krachten dien je rekening te houden. Dus ook met groen in de openbare ruimte.

Hoe kijk jij naar groen in de openbare ruimte?

Hoe ik daarnaar kijk? Je kunt geen stad hebben met alleen maar groen, want dan is er straks geen plek om te wonen. Tegelijk kun je ook geen leefomgeving hebben met alleen maar bakstenen. Want dat is niet leefbaar. Dus je moet in de stedelijke omgeving zorgen voor afstemming tussen verschillende elementen.

In de portefeuilles van gemeentes worden groen en kunst regelmatig samengevoegdTegelijk vraag ik mijzelf weleens af: zijn groen en kunst niet eigenlijk elkaars concurrenten in de strijd om geld en aandacht?

In bepaald opzicht is dat wel zo, ja. Kunst is heel lang gebruikt om iets voor elkaar te krijgen in de openbare ruimte. Het kunstwerk werd neergezet om het volk te verheffen. Je kon er als politicus goede sier mee maken. Nu zie je dat dat idee bijna verdwenen is. Misschien is groen in dat opzicht wel de nieuwe kunst. Een politicus die nu groen op zijn agenda zet, kan daar mee scoren. Je hebt hippe onderwerpen en je hebt oudbakken onderwerpen. Kunst is zo’n oudbakken onderwerp; groen is een hip onderwerp.

Politici hebben overigens soms ook de neiging om dat soort onderwerpen op te pakken omdat het lastigere onderwerpen kan camoufleren.

En toch... kun je niet zeggen dat daar waar een park als rookgordijn voor iets anders kan dienen, een kunstwerk ook als rookgordijn zou kunnen dienen?

Ja. Uiteraard.

Hoe ga jij met het politieke component van jouw werk om?

Ik probeer het politieke spel in ieder geval te doorzien. Want als je het spel niet snapt, dan trap je in de valkuilen. En er zijn in dat opzicht toch wel genoeg valkuilen waar je in kunt trappen. Als je het spel doorziet, kun je soms een wending aan de opdracht geven. Ik vind dat ook een heel spannend onderdeel van het proces. Ik heb het idee dat wat ik als kunstenaar doe, in die zin ook behoorlijk politiek is.

Ik krijg bij jou altijd de indruk dat je juist daar gaat graven waar je niet zou moeten gaan graven...

Ja, dat klopt wel. Ik ben pas nog afgewezen voor een opdracht in Franeker. De opdrachtgever bleek uiteindelijk bang dat ik niet zou maken wat zij wilden dat er gemaakt zou worden.

Een vooruitziende blik.

Ik heb wel die reputatie, van moeilijke kunstenaar. Maar dat gezegd hebbende; ik ben niet op zoek naar controverse. Tegelijk wil ik wel betekenisvolle dingen doen. En als die dan controversieel blijken te zijn, of tegen bepaalde agenda’s in gaan, ja, dan is dat maar zo. Ik vind het wel spannend om zo’n gevecht aan te gaan. Kijk, aan de andere kant is het ook zo: er is geen politicus die geen agenda heeft. Die politicus wil ook dingen voor elkaar krijgen. Dus waarom zou een kunstenaar dat niet mogen proberen?

Ik merk dat je als kunstenaar ook denkt dat je een draai kunt geven aan de ruimte. Maar als het erop aankomt, ben je toch slechts één persoon, die met een ontwerp dan toch iets beslist voor alle mensen, en ook voor de komende generaties die zich door die ruimte voortbewegen. Ik vraag mij dan af: op basis waarvan denk jij dat jij degene bent die deze keuzes mag en kan maken?

Dat is inderdaad iets wat je je kunt afvragen. Er zijn natuurlijk mensen die vinden dat kunst te weinig democratisch is en te weinig inclusief, en die mensen hebben dan de wens om daar iets aan te doen. Ik denk ook wel dat de zorgen van sommige mensen in dat opzicht terecht zijn. Aan de andere kant is het ook zo dat wanneer een heleboel mensen samen komen, ook in de meest inclusieve constellatie denkbaar, het niet automatisch betekent dat je de regels van het politieke spel hebt doorgrond. En kennis hebben van die regels is toch wel essentieel bij het werken in en met openbare ruimte.

Wat ik nu merk, is dat er heel veel gesprekken plaatsvinden over een inclusievere wereld en een inclusieve kunstwereld. In zekere zin is dat debat een soort herhaling van het debat dat in de jaren negentig plaatsvond rond die sociaal geëngageerde kunst. Toen lag de focus met name op het ‘samen dingen doen met mensen uit de buurt’. Nu gaat het om ‘samen dingen doen met mensen van diverse achtergronden en identiteiten’. Maar uiteindelijk verwerd de kunst destijds tot een soort kapitalistisch instrument voor gentrificatie. Als er een buurt was die op termijn gesloopt moest worden, dan zette de gemeente daar een kunstenaar op. En die kunstenaar ging dan met buurtbewoners allerlei dingen doen. Tegelijk zorgde die kunstenaar er ongewild voor dat de buurt kon wennen aan het idee dat de wijk in de toekomst gesloopt zou gaan worden. De kunst liet zich dus eigenlijk voor een politieke kar spannen.

Ook nu moeten we uitkijken dat we niet in dat soort valkuilen trappen als kunstenaars. Tegelijk: als je snapt welke krachten er spelen, en je kunt die krachten enigszins beheersen, dan kun je wel ergens komen.  

Waarbij het in de openbare ruimte overigens wel vaak gaat om tot consensus komen. En die consensus kan ook weer tot middelmaat leiden. Op het moment dat je met 20, 30 of 40 mensen om de tafel moet zitten en tot overeenstemming moet komen, dan is het eindresultaat vaak een gewogen gemiddelde. En in the end mis je dan soms die scherpte.

Op zichzelf voelt het misschien fijn dat je samen iets hebt bereikt, maar je moet je wel afvragen of het uiteindelijke resultaat het doel dient waarmee je destijds ooit begonnen bent… Waarmee ik niet wil zeggen dat ik dat  democratische proces niet oké vind, want ik onderschrijf alle beginselen van een betere samenleving. Maar op het moment dat je te maken hebt met allerlei mensen die allemaal eigen agenda’s hebben, dan wordt het in de praktijk vaak een hele lastige klus.

Stel je voor er is een ruimte in de stad is waar iets mee moet gebeuren. En de gemeente kan kiezen tussen het opvullen van die ruimte met een park, of met een kunstwerk... Wat zou ze dan moeten doen? Wat denk jij dat de meerwaarde is van het één of het ander?

Kijk, als ze mij zouden gaan vragen, dan zou ik eerst heel goed de opdracht en het gebied bestuderen. Het zou zelfs kunnen voorkomen dat ik uiteindelijk tot de conclusie kom dat een park voor dat gebied de betere oplossing is.

Is je dat wel eens gebeurd?

Jazeker. Ik ben eens door de stad Groningen gevraagd om mee te denken over de herstructurering van de Grote Markt, het centrale plein in het centrum van de stad. De gemeente had bedacht dat er veel groen op dat plein moest komen. Ze wilden er een route aanbrengen, zodat je door het groen kon wandelen en uiteindelijk op terrassen zou belanden.

Ik heb toen een analyse gemaakt van die plek, waarbij ik niet zozeer uit ging van ‘wel groen of geen groen’. Ik heb onderzocht en aangeven hoe die plek nu functioneert. Tegelijk heb ik duidelijk gemaakt dat een identiteit gaat veranderen bij zo’n grote ingreep.  

Als je daar bomen plant, dan gaat de ruimte zich tussen die bomen afspelen. De ruimte wordt op dit moment gedefinieerd door vier “wanden” van de omringende gebouwen, zoals vaker het geval is bij klassieke pleinen. Die wanden definiëren de ruimte. Als je bomen neerzet, dan creëer je een volstrekt andere pleinbeleving. Dat is natuurlijk een keuze die je kunt maken. Maar je kunt ook tot de conclusie komen, en dat was in mijn geval zo, dat je het plein niet zou moeten veranderen. Dus ik heb in dit specifieke geval er voor gepleit om daar geen bomen neer te zetten, juist omdat bomen de ruimtelijke beleving van het plein fundamenteel zouden veranderen.

Wat natuurlijk niet betekent dat ik tegen groen ben of zoiets. Het heeft te maken met hoe in mijn ogen zo’n plein functioneert en hoe het zou functioneren in een nieuwe situatie…

Ik ben een tijdje vuilnisman geweest. Veel van de mensen die dat werk doen, en met wie ik over kunst sprak, zijn kunst in de openbare ruimte liever kwijt dan rijk. Hoe moeten we daarmee om gaan?

Je hebt het nu over een vuilnisman. Maar er zijn vast nog genoeg andere mensen die ook ergens iets van vinden. De openbare ruimte gaat in die zin ook over tegengestelde belangen. Juist die dynamiek en de conflicten die werken in de openbare ruimte met zich meebrengt, maakt de openbare ruimte zo spannend. Dus ik ben er ontzettend voor om die vuilnisman zijn ongenoegen te laten ventileren en om dan toch met kunst iets te gaan doen.

Als jij kijkt naar de politiek, hoe vind je dat die omgaat met het milieuaspect waar onze samenleving mee te kampen heeft?

Wat ik vaak zie, en waar ik mij best aan stoor, is dat populaire vraagstukken zoals die rond de milieuproblematiek en de opwarming van de aarde gebruikt worden voor eigen politiek gewin. Dan gaat het er niet zozeer meer om in hoeverre de opwarming van de aarde gebaat zou zijn bij bepaalde maatregelen, maar wordt een bepaald vraagstuk gebruikt om eigen ideeën door te drukken. Wat je in Arnhem zag, bij het werk rond De Blauwe Golven van Peter Struycken, is dat men voortdurend sprak over verhitting van de stad. Te pas en te onpas werd dat argument opgevoerd, terwijl er geen enkel wetenschappelijk onderzoek was geweest naar de relatie tussen verhitting en die locatie. Toen dat onderzoek uiteindelijk wel werd gedaan, bleek dat het kunstwerk geen enkele invloed had op de temperatuur, en dus ook niet leidde tot temperatuurstijging in het gebied. Maar ondertussen werd die verhitting wel als argument gebruikt door veel politici. Waardoor het weer door andere mensen werd overgenomen.

Kijk, ik ben ook kritisch en heb oog voor de opwarming van de aarde. Ik vind ook dat er heel veel moet gebeuren op dat vlak. Maar uiteindelijk wel graag maatregelen op wetenschappelijk onderzoek gebaseerd.

Als je zegt dat de stad “te stenig” is, en dat er als gevolg daarvan “vergroend” moet worden, dan moet je eerst onderzoeken of de maatregelen die je in gedachten hebt wel leiden tot een oplossing van het probleem.

Ik denk dat vergroening van de stad soms ook een beetje lipservice” is. Zo van “kijk, we maken werk van het probleem”. Terwijl de echte problemen van een stedelijk gebied dan eigenlijk ergens anders liggen.

Precies. Ik heb een voorbeeld uit mijn eigen praktijk. Ik heb eens een ontwerp gemaakt voor een plein in Amsterdam West. Dat is een sociaal gevoelige wijk met veel sociale spanningen tussen bevolkingsgroepen. Er is toen een aantal gesprekken geweest met buurtbewoners, met als uitkomst dat er meer groen moest komen. Die wensen heb ik toen voor zover mogelijk in mijn plan meegenomen.

Nu zijn we weer een paar jaar verder en zijn er opnieuw buurtbewoners ontevreden. Die steken dan de koppen bij elkaar, met als uitkomst: dat er meer groen moet komen. En ga zo maar door. Zo verwordt groen tot een soort instrument om ontevredenheid op te lossen. Maar tegelijk lost dat groen natuurlijk niet echt de problemen op, want die problemen liggen eigenlijk ergens anders.

Dat groen is uiteindelijk niet de oplossing dus. 

Nee. Neem De Bijlmer, ooit bedacht als concept waarin mensen in die flats woonden en de grond eronder groen zou zijn. De benedenverdieping was zelfs leeg. Pas op de eerste verdieping begonnen de woningen. Het idee was dat mensen zich fijn zouden voelen in zo’n omgeving. Maar dat heeft zoals we weten heel anders uitgepakt. De mensen daar waren het contact met de straat helemaal kwijt en dat groen werd een soort niemandsland waar niemand zich verantwoordelijk voor voelde. Dus groen is niet in alle opzichten het antwoord op sociale vraagstukken. Sterker nog, ik denk dat groen heel vaak helemaal niet de oplossing is voor stedelijke problemen.  

 





















“Kunst is heel lang gebruikt
om iets voor elkaar te krijgen
in de openbare ruimte.”










































































































“Groen is niet in alle opzichten het antwoord op sociale vraagstukken. Sterker nog, ik denk dat groen heel vaak helemaal niet de oplossing is voor stedelijke problemen.”